Teske
Teder
Het licht reikt naar binnen en trof je met haar warmte.
Bescheen je, nog net niet, van top tot teen.
De ochtend was nog jong, zo onontwikkeld,
En terwijl ik klaarwakker, gaf ik je rust te leen.
De vogels in slaapstand en op straat enkel de wind.
Jij verweef me in een droom, belicht door de morgen.
Het duister verdween traag en toch ging het mij te snel.
Met beter licht ontstond ruimte voor de zorgen.
Je leek het niet te merken, je omhelsde juist die gloed.
Terwijl dat juist hetgeen was dat me wakker maakte.
Bijna verkeerde ik in een staat van jaloezie.
Zou ik ooit zo teder zijn als hoe de zon jou raakte?